woensdag 31 augustus 2011

interview in "de ambrassadeur" 25/8/2011



HOE ZIT DAT NU MET HET VROUWENEILAND?

Een Interview Met Vitalski in Studio Vitalski
Door Vickie Rosseel

Dinsdagavond, 26 juli 2011. We treffen Vitalski ten huize van zijn eigen, waarachtige striptekenstudio, te Antwerpen Noord, België. Op straat is het rustig en warm, daarbinnen gonst het als een bijenkorf en is het nog warmer. Om de vijf minuten komt een tekenaar onze conversatie doormidden hakken. "Waar precies moet deze plaat?" "Wie heeft dit getekend?" "Zijn er nog pagina's met voorgetekende kaders?"Problemen die Vitalski met een kwinkslag weer oplost. Maar één enkele keer roept hij uit in paniek:"O nee! Deze gehele pagina hebben we vorige week al getekend!" Ondertussen speelt er keiharde jazzmuziek, in de tuin troepen rokers samen. Temidden van deze drukte staat Vitalski bijna stoïcijns te woord. Hij heeft dit interview dan ook zelf besteld. "Dat kolossale stripverhaal, "Pierre Lasson En Het Vrouweneiland", dat we nu op de markt brengen, kan vast een verklarende inleiding gebruiken. Dus laten we maar beginnen..."


Vitalski, je hebt deze graphic novel, "Het Vrouweneiland", niet alléén gemaakt, maar wel met de hulp van een tekenstudio, genaamd "Studio Vitalski". Wat moeten wij ons daarbij voorstellen?

Zoals je ziet: het is geen flauwekul. Deze tekenstudio lééft. Omdat ik niet zonder kon. Op een paar kleine, volstrekt onbelangrijke publicaties na, is dit boek dat nu gaat uitkomen, "Het Vrouweneiland", mijn debuut als stripmaker. Ik ben al mooi veertig jaar oud, en wat voor zin heeft het om op je veertigste nog te debuteren met een flinterdunne bijkomstigheid? Dat was dus een van de weinige dingen die ik op voorhand begreep: deze strip, wat voor iets het ook wordt, moet een heel erg dikke strip worden. Iets van driehonderd bladzijden minstens. Het zijn er bijna vierhonderd geworden. "Kilometers lopen", zo noemen ze dat in de stripwereld. En dat kon ik niet klaarspelen in mijn eentje.

Dus daarom heb je de hulp ingeroepen van een stel anderen: om die massale kwantiteit alvast te bereiken...

Ik kende geen enkele tekenaar met genoeg tijd, moed en/of energie voor zo'n fenomenale onderneming. Een strip maken, is per definitie arbeidsintensief, dus hoe maak je zo'n uitgebreid epos? Op een stripworkshop van mijn broer Serge, in Mekanik Stripwinkel, zag ik een paar jonge kerels hun briljante potloden verprutsen aan tamelijk hopeloze stukjes scenario, en vanzelf begon het mij te dagen: als ik nu tien tekenaars vindt die ieder dertig platen voor rekening willen nemen, dan kom ik er ook. Zelfs dacht ik er, op die manier, op een jaartje tijd mee klaar te zijn, wat echter getuigt van een misdadig optimisme. Vijf jaar van mijn leven is eraan voorbijgegaan. Wel niet vijf jaar lang iedere dag natuurlijk.

En ook niet telkens van negen uur 's morgens tot vijf uur 's namiddags?

Dat niet - maar toch wel mooi van acht uur 's avonds tot vier uur 's nachts. Dus écht wel hard labeur!

Maar waarom heb je die strip toch niet gewoon zelf getekend?

Helaas, het is bewezen dat ik het tekentalent mankeer. In het begin heb ik ook wel zelf aan deze strip mee getekend, voor het zuivere plezier van die bezigheid; een muziekje op, de ramen wijd open, en nergens meer aan denken. Maar de tekenaars van Studio Vitalski zelf hebben mij geleidelijk aan in feite weggelachen. Af en toe liet ik ze, niet zonder trots, mijn gedetailleerd uitgewerkte platen zien, maar dan zeiden ze:"Zijn dat de kribbels voor een nieuw stuk scenario?" Rond pagina 80 gaf ik er de brui aan. Wel ben ik, van toen af aan, meer intens beginnen te deejayen op onze bijeenkomsten.

Hoeveel tekenaars hebben er uiteindelijk meegewerkt aan dit boek?

Dat hebben we zonet eindelijk eens nageteld: het zijn er, mijzelf dan toch meegerekend, precies dertig! Dus een waarlijk komen en gaan van gedreven vrijwilligers. Maar zeker niet de eersten de besten!

Hoe leid je dat in goede banen? Voor je het weet, heb je in plaats van een tekenstudio een zelfverklaard speelhol uit de grond gestampt.

Daar heb je gelijk in en daar waren we aldoor beducht voor. Het geluk viel mij te beurt, mij te mogen verlaten op een harde kern van een drietal ronduit geniale tekenaars, wiens engagement behoorlijk fanatiek was, en die van het begin tot het einde bleven meedraaien. Zonder hun vooraf gegarandeerde aanwezigheid, durfde ik zelfs geen tekensessie te organiseren. Doordat hun talent zo groot is, ervoeren de andere tekenaars het vanzelf als een leerrijke eer om aan hun zijde te komen staan knutselen.

Wie zijn die drie tekenaars dan?

Dat gaat om te beginnen in gelijke mate over mijn oudste broer, Serge Baeken, en over mijn goede vriend en medefilosoof Bert Lezy. Als ik hun werk zie, schiet ik vol. Aanvankelijk werkte ook mijn jeugdvriendin Vickie Rosseel vaak mee, maar die kreeg het te druk en scheen ook niet tevreden met haar eigen resultaten. Toen zij verdween, opgeslokt door ander werk, werd haar essentiële plaats als vanzelfsprekend ingenomen door Dimitri Sakelaropolus, alias Jangojim. Deze drie rastekenaars, Serge, Bert en Jango, vormen de hardcore van dit boek. Ze maakten dat de studio bleef draaien, en verder hielden ze nauwgezet in de gaten dat onze strip visueel toch een béétje coherent zou blijven.
Dus een drietal harde wroeters, en voorts een komen en gaan van losse medewerkers?

Neen, tussen die kleine, harde kern van drie tekenaars links, en die bende meer vrijblijvende vrijwilligers rechts, onderscheiden we nog een soort tussencategorie: tekenaars die ietsje later pas aan boord kwamen, maar die vanaf dan toch tamelijk hardnekkig bleven terugkeren om tamelijk hard door te wroeten. De geniale Tim Visual, die overigens de uitvinder is van een eigen tekenmachine, de virtuoze Italiaan Gianmaria Caschetto, de van de Urbanusstrips gekende Steven De Rie. Ook Koen Boyden, Jim-bar en Kenneth Cools kwamen erg vaak terug en zetten hun beste beentje voor.

Maar de beroemdheden, zoals Brecht Evens of Kim Duchateau, waren er minder vaak?

Die zijn inderdaad maar een, twee of drie keer langsgeweest. Maar hun bijdrage springt natuurlijk erg in het oog. Omdat ze op zo'n eigen, goed herkenbare tekenstijl bogen. Denk ook bijvoorbeeld aan de platen van Kolchoz. Hij was hier maar twee of drie keer, maar zijn werk behoort tot het allerbeste van de verzameling en het boek valt er telkens op open. Ik ben een gelukkige bastaard!

Dat zal wel - want waarom, eigenlijk, deden al die mensen mee? We nemen aan dat ze er niet veel rijker van werden, of toch?

Soms gaf ik iemand van die arbeiders wel eens een bijzondere DVD cadeau, of een door Will Eisner gesigneerde linografie, maar inderdaad: we draaiden op idealisme. Een vriend van mij, Frank Zorro, getroostte zich de moeite om voor dit project subsidies aan te vragen bij Het Fonds Der Letteren, maar zelf wist ik op voorhand dat we nul op ons rekest zouden krijgen. Die commissie wordt bestierd door tekenaars die, mijns inziens, zelf totaal niet kunnen tekenen. Maar oké, zo draait de wereld. Frank Zappa zei het al: als je iets goed wil maken, verdien je er niet alleen niets aan, maar kost het je bovendien.

Dus alles bleef draaien, gewoon door de zuivere wil om dat boek voor elkaar te krijgen.


Absoluut waar. Plus, daarenboven, door het plezier van het samenzijn op zich. Vergeleken bij een muzikant of een basketballer of zelfs een bankbediende, leidt de gemiddelde striptekenaar een afgrijselijk eenzaam bestaan. Hij zit maar wat aan te modderen in zijn verdomhoekje, slechts af en toe krijgt hij, via mail, een complimentje binnen, of anders zelfs een aangetekend schrijven de deurwaarder. Vandaar dus de ronduit vreugdevolle verademing voor een tekenaar om de kans te krijgen, zij aan zij te staan met een respectabel collega, teneinde samen aan één en hetzelfde, onbeteugelde avontuur te kunnen doorknutselen. Ze hoefden niet wakker te liggen van het verhaal, ze konden gewoon tekenen en tussendoor ook wel moppen tappen. Je hebt er geen idee van hoeveel er hier wordt afgelachen!

En jij daar dan van profiteren...

In zekere zin wel. Ik gaf die tekenaars gratis pils en af en toe een bord spaghetti, ik soigneer ze naar beste vermogen. Maar terwijl ze lachten, schoof ik hen wel permanent nieuwe, ledige bladzijden voor hun neus. En echte babbelkousen, die meer babbelden dan tekenden, die werden letterlijk op straat gezet. Maar het meest waardevolle voor al die mensen was hun ambiancerijke interactie. De commentaren op elkaars werk, waardoor er ook constant nieuwe ideeën aan het oppervlak kwamen.

Het resultaat is alleszins verbijsterend, jawel...

Het boek zelf... Ja, wat een ding...

Zowel het verhaal als de tekenstijl gaan aldoor alle zeventien kanten van de wereld tegelijk uit...

Geloof het of niet: behalve dat we er vijf jaar lang mee bezig zijn geweest, is er aan dit project ook twee jaar voorstudie voorafgegaan. Ik kan dit verifiëren, omdat die voorstudie zelfs gepubliceerd werd, door uitgeverij Kingkong, in 2005:"Pierre Op Het Vrouweneiland". Het ontwerpen van de figuurtjes, het uitzoeken in welke omgeving die figuurtjes het best tot hun recht komen; dat heb ik allemaal uitgedokterd. Maar desondanks: het scenario zelf is op hetzelfde ogenblik ontstaan als het tekenwerk. Dat moest wel, de inspiratie van die tekenaars moest bij in het verhaal kunnen meespelen. Soms stond ik echt koortsachtig aan nieuwe teksten te zwoegen, terwijl een tekenaar of twee er ongeduldig bij stond te wachten. Met vaak lastige toestanden als gevolg. Inderhaast gebeurde het wel eens dat ik twee tekenaars, volstrekt per ongeluk uiteraard, dezelfde tekstpagina meegaf. Wanneer de tweede tekenaar mij dan zijn resultaat liet zien, durfde ik hem niet eens op te biechten dat hij dubbel werk had geleverd. In plaats daarvan probeerde ik die platen dan toch nog te behouden, namelijk door alleen de inhoud van de tekstballons te veranderen. Haha...

Kon je dan niet, voor het scenario, met meer orde te werk gaan?

Een schrijver is net zo eenzaam als een tekenaar. Die mensen van Studio Vitalski prikkelden mijn verbeelding. Zo kon ik de teksten naar de tekenaars hun hand schrijven. Geleidelijk aan werd duidelijk dat Bert Lezy, bijvoorbeeld, erg goed was in zombie-achtige toestanden, terwijl Serge Baeken dan weer lyrisch werd bij scènes met veel jonge vrouwen, die massaal door elkaar lopen. Tim Visual kon dan weer beter als geen ander overweg met het personage genaamd "Prins Miki". 

Dus vandààr dat jullie er algauw vijf jaar zoet mee waren: aldoor van die experimenten!...

God weet het: we hebben alle mogelijke fouten gemaakt die een mens kan verzinnen. Een massa tijd hebben we verloren met een discussie over inkleuring. Mij leek het vrolijk en commercieel interessant om de ganse strip in fullcolour uit te brengen. Bert Lezy was daar van meet af aan tegen, maar ik drukte mijn plannen door, en zo werden er mooi 240 bladzijden ingekleurd, behalve door Bert en Serge goeddeels ook door mijn broer Jeroen Baeken. Maar vreemd genoeg: het stripboek boette daardoor in aan coherentie. Het zwart-witte scheen, voor al die wisselende tekenstijlen, een bindende factor. Dus toen wilden we teruggrijpen naar zwart-wit, maar toen bleken, intussen, de oorspronkelijke pagina's zoek te zijn geraakt. Met de computer zijn al die ingekleurde bladzijden dan weer ontkleurd moeten worden. Dat heeft alles bij elkaar een jaar geduurd! Een paar keer hebben we Jahwe gewoon gevraagd om te worden neergebliksemd. Geleidelijk aan ontstond de term "Lassonade"; het bezig zijn met de verhalen van Pierre Lasson, zonder überhaupt nog naar een voltooiing daarvan te durven te verlangen.

Je bezigde daar de term "coherentie". De samenhang van deze graphic novel staat inderdaad op losse schroeven, mede doordat alle tekenaars klaarblijkelijk hun eigen, aparte tekenstijl hebben gehandhaafd... Iedere bladzijde, bijwijlen ieder plaatje heeft een andere signatuur...

Dat klopt, en dat is uiterst belangrijk ook: die wisselende tekenstijlen! Studio Vitalski wil, om het groot te zeggen, een soort postmoderne parodie zijn op Studio Vandersteen, of op Studio Hergé, of op de Toonder Studio's of noem maar op. In wezen zijn die studio's geen heuse, artistieke collectieven, veeleer zijn het mensonterende fabrieken, waar de persoonlijkheid van alle deelnemers systematisch onder de knoet wordt gehouden. Amerikaanse studio's zoals die van Stan Lee zijn al ietsje milder: de medewerkers krijgen daar tenminste de kans om hun eigen specialiteiten naar voren te schuiven, plus: vooraan in ieder verhaal krijgen ze de vermelding en het krediet daarvoor. De handlangers van Jef Nys of Mehro en consoorten zijn totaal inwisselbaar, het zijn robots, die tekenaars konden al net zo goed dood zijn. Dat in deze strip, "Het Vrouweneiland", al die vele, diametraal aan elkaar verschillende stijlen onbeschaamd tegen elkaar aan staan gedrukt, is voor mij cruciaal. het is revolutionair! Ten eerste kan je, bij het lezen van ons stripverhaal, lijfelijk gewaarworden hoezeer de makers zich bij het scheppingsproces geamuseerd hebben, hoe ze zichzelf hebben kunnen zijn. Onze samenleving is heden ten dage al fascistisch genoeg, ook zonder die slavenstudio's. Bovendien, wat zo mogelijk nog meer van tel is: die wisselende stijlen, wat ik je brom, die houden de lezer klaarwakker. In eender welke stripwinkel kan je een vloedgolf aan prachtige stripverhalen beetgrijpen; prachtig getekend, prachtig uitgegeven, professioneel doordacht; maar eenmaal je er wat in bladert, geraak je toch teleurgesteld, namelijk doordat de verrassing meteen wegebt. Heb je van een bepaald stripboek één of twee of drie pagina's gezien, dan heb je ze feitelijk allemaal gezien. Daarom zal de democratische methode van Studio Vitalski een trend zetten. Vroeg of laat zullen àlle studio's zo werken. Schrijf dat maar op.

Maar valt, door die veelheid aan stijlen, het verhaal soms niet uit elkaar?

Ik dacht van niet. Dat is iets waar we nauwgezet op toegezien hebben: het axioma dat de personages door dik en dun herkenbaar moesten blijven. Tekenaars die té hard uit de bocht gingen, zuiver voor de vorm of omdat ze niet nuchter waren of waarom dan ook, werden steevast teruggefloten. Duidelijkheid bovenal, zo luidde het criterium.  En een béétje schoonheid nastreven, in de klassieke zin van het woord, moest ook kunnen. Al geef ik toe dat niet àlle platen van eenzelfde virtuositeit getuigen. Het spannende is dan weer dat het zwakkere tekenwerk wordt opgetild en meegezogen door het betere werk in de omgeving. Proefondervindelijk kwamen we zelfs tot het inzicht dat, hier en daar, dat ietsje "zwakkere" werk juist nodig was, namelijk voor dat zeer aangename gevoel van vrijheid. In de naam van de expressiviteit.

De figuren zijn inderdaad wel erg herkenbaar...

Dankjewel. Bij uitstek ben ik fier op de vorm van het hoofdpersonage, Pierre Lasson zelf. Met die bolle vormen in de onderkant van zijn kapsel, is hij een parallel van Mickey Mouse, die immers net zulke bollen heeft, maar dan vanboven op zijn kop. Maar zelfs een baby herkent die vorm. Dat is gestalt-psychologisch. Kinderen zijn dol op Pierre Lasson.

Werkten er ook dames mee aan dit verhaal?

Uiteraard. Nathalie de Cock, Anneke Caramin, Marijn Dyonis, Katja Steenhoudt en Hannelore Van Dijck. Per toeval is hun aandeel is niet erg groot, maar als je een stripverhaal ambieert met als onderwerp een vrouweneiland, zou het wel droevig zijn als de makers daarvan alleen maar een jongensclubje was. Sowieso zie je op stripbeurzen, wat mij betreft, al teveel mannen en al te weinig vrouwen. Al teveel in hun puberteit gestagneerde, gefrustreerde jongetjes heersen over het Rijk Van De Zevende Kunst.

Waarom gaat dit verhaal eigenlijk over een vrouweiland?

We moesten een zeer universeel onderwerp hebben, en een eiland waar alleen maar vrouwen leven, prikkelt de verbeelding toch wel, ook als je geen stripfanaat bent of wat dan ook. Zelfs een heftruckchauffeur bij General Motors kan zich er wat bij voorstellen. Het opzet is trouwen niet uit de lucht gegrepen: in de tijd van Columbus geloofden Westerse zeevaarders daadwerkelijk in het bestaan van zo'n vrouweneiland. In het logboek dat Columbus zelf bijhield toen hij Amerika ontdekte, kan je lezen dat hij er zelfs een paar dagen lang warempel naar op zoek is geweest. In plaats daarvan kwam hij op een eiland waar alleen maar leguanen rondliepen - echtwaar!!


Het idee van een curieus eiland is in de vertelkunst op zich al klassiek...

Dat klopt. Zo'n eiland is dan ook wel handig voor een verhalenverteller. Je kan je personages aan het reizen zetten, zoals Odysseus of zoals Sint-Brandaan, naar wie in deze graphic novel geregeld verwezen wordt. Het is ook praktisch om je figuren in een aparte, geïsoleerde omgeving te plaatsen, waar hun grammatica vrijspel kan krijgen. En tenslotte gaat zo'n vrouweneiland niet alleen maar over je verbeelding. Toen de schrijver Jonathan Swift zijn figuurtje Gulliver erop uit stuurde, onder meer naar het eilland van de Lilliputters, toen was dat voor hem een manier om kritiek te formuleren op het Engeland van zijn tijd. Met "Het Vrouweneiland" wil ik iets zeggen over de menselijke existentie in het algemeen, over angsten en beheptheden die typisch menselijk zijn. Denk je van dit stripverhaal de onnozele context weg, dan houd je hier en daar verdomd literaire dialogen over, aangaande schuldgevoelens, vadermoorden, amoureus begeren, wraaklust, noem maar op. Al is het verhaal in zijn geheel uiteraard vooral één groteske troep flauwekul van de allerbovenste plank!


En zo zag dus een gloednieuwe graphic novel het daglicht, uniek in zijn soort.

De term "graphic novel" is uiteraard blasé. Lijvige stripromans bestaan al vele decennia lang, maar sinds kort moeten die dingen opeens "graphic novels" heten. Die trend willen we belachelijk maken. Deze strip is een avonturenstrip. Maar met alle intelligente koppen die eraan hebben meegewerkt, blijkt dit boek tegelijkertijd een synthese te bieden van 100 jaar stripgeschiedenis. Er zitten verwijzingen in naar Tardi, naar Frank Miller, naar Franquin. Sommige scènes komen rechtstreeks uit het boek "Kuifje In Tibet". De piraten uit Asterix komen hier ook voorbijgevaren - alleen: in plaats van tegen de Galliërs, trekken ze ten strijde tegen een perfide soort vakbondsleider. Er zit ook behoorlijk wat Suske & Wiske in, en noem maar op. Al gaat dit dieper dan een parodie. Het zijn archetypes die opborrelen en die het verhaal een labyrintische aard verlenen. Zo ervaar ik het zelf. Fuck you als jij er anders over denkt.

En de toekomst?

We zijn reeds aanzienlijk ver gevorderd met een tweede stripverhaal. Binnen een jaar of tien hoor je daar meer van!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten